De vele gezichten van DWDD
Jaarlijks had DWDD honderden gasten, duizenden in alle seizoenen. De vaste gasten bepaalden de signatuur van het programma, en ze waren onmisbaar.
De Wereld Draait Door had een duidelijk format. Het was een soort krant op televisie met nieuws, interviews en vaste rubrieken. Net als een krant hadden wij ‘columnisten’, vaste gasten die -naast Matthijs- het programma een gezicht gaven en de uitstraling mede bepaalden. En net als in een krant zijn de écht goede columnisten schaars en moeilijk te vinden.
De ideale gast
Originaliteit was altijd ons streven en daarom wilden we graag zo veel mogelijk nieuwe mensen aan tafel, maar lang niet iedereen is in staat om live op televisie een verhaal te vertellen. DWDD zond negen maanden per jaar uit, vijf dagen in de week. In elke uitzending werden drie gesprekken gevoerd. Dat betekende dat er veel gasten nodig waren: honderden per jaar, duizenden in vijftien seizoenen. We waren selectief. Gasten die jargon of beleidstaal gebruikten, nodigden we liever niet uit. Politici waren bijvoorbeeld niet de meest opwindende gasten; die kwamen het liefst over hun plannen praten en waren moeilijk te interviewen - ze lieten zich niet makkelijk interrumperen. We waren geen ‘zendtijd voor politieke partijen’, proefballonnetjes mochten ze wat ons betreft ergens anders oplaten.
Voor politici was DWDD een lastig programma vanwege de onvoorspelbaarheid. Je kreeg het woord terwijl je op de bank zat, werd in beeld gebracht na een fragment in de TV Draait Door, of de tafeldame of -heer kwam onverwacht uit de hoek. Sommigen, zoals Femke Halsema, Alexander Pechtold, Wouter Bos, Diederik Samsom, en Mark Rutte konden daar goed mee omgaan, zij hielden juist van improviseren.
De redactie onderzocht van te voren uitvoerig of een potentiële gast een boeiend verhaal had, maar zeker ook of ze het goed konden verwoorden. Aan een uitnodiging om in de uitzending te komen ging een aantal gesprekken vooraf. Eenmaal toegezegd werd de gast grondig voorbereid. De redactie bracht samen met de gast het verhaal terug tot een paar hoofdpunten en maakte een selectie van illustraties, zoals foto's en filmpjes. Op die manier kregen mensen een stoomcursus 'spreken op televisie', of beter: 'optreden in DWDD'.
Scoren met metaforen
Toen we in 2013 bijvoorbeeld kankeronderzoeker René Bernards voor het eerst spraken, waren we niet direct overtuigd. Kon hij zijn ingewikkelde verhaal over onderzoek op moleculair niveau en op maat gemaakte medicijnen in een gesprek van tien minuten vertellen? We hadden de hoop al bijna opgegeven toen de redacteur na een aantal telefoontjes enthousiast riep dat Bernards met een simpele metafoor - namelijk het wegennet van Nederland - kon uitleggen waar zijn onderzoek over ging: het blokkeren van de hoofd- én sluiproutes die kanker probeert af te leggen.
Hij bleek een topgast die naast een kraakheldere uitleg ook nog eens stevige uitspraken durfde te doen: binnen twintig jaar zijn de meeste vormen van kanker niet meer een dodelijke maar een chronische ziekte geworden. Bernards zou nog vaak te gast zijn.
Bij DWDD hoorden vaste gasten. We konden niet zonder ze. Ze gaven het programma een signatuur, een gezicht, zoals columnisten dat bij een krant doen. En ze waren hard nodig, want elke dag nieuwe gasten opsporen was, gezien het grote aantal uitzendingen, onmogelijk.
We wilden dat mensen zich bij ons thuis voelde en deden er alles aan om hen goed te begeleiden. Die band bouwden we zorgvuldig op. Aan de andere kant voelden we ons vrij om iemand wel of niet (meer) uit te nodigen. Vooral wat betreft tafeldames en -heren was voorzichtigheid geboden. Ook al hadden ze vaker dan één keer ‘op de kruk’ gezeten, het was niet vanzelfsprekend dat ze daarna weer werden uitgenodigd.
De meesten begrepen gelukkig dat het zo werkte, op een enkeling na. Zo was er vanaf het begin van DWDD een tafelheer die wat kleurloos was en weinig toevoegde aan de line-up. Daarom werd hij door de samenstellers steeds doorgeschoven naar een andere dag. Hij zwierf soms wekenlang over het planningsbord. Dat was vervelend voor hem en voor ons, want afbellen is nooit leuk. Na een aantal jaar besloten Matthijs en ik afscheid van hem te nemen. Ik wist dat het gevoelig bij hem lag, hij had een enorme geldingsdrang, en dat was precies het probleem. Daarom wilde ik het voorzichtig en prudent brengen. Ik nodigde hem uit voor een kop koffie in de stad en legde zo helder en eerlijk mogelijk uit waarom we deze beslissing namen. Hij waardeerde dat, zei hij, en we gingen goed uit elkaar. Dat dacht ik tenminste. Achteraf was hij zeer verbolgen en nog jaren uitte hij zijn woede als hij een redacteur van DWDD tegenkwam. Is dat uitzonderlijk? Nee, in elke organisatie waar 'slecht nieuws gesprekken' gevoerd worden, spelen teleurstellingen en gekwetste trots een rol. Bij televisie is dit extra pijnlijk – de afwijzing is niet alleen persoonlijk maar ook publiek. Wat iemand in het moment lijkt te accepteren, kan later omslaan in wrok. En in de televisiewereld, waar ego's groot zijn en de belangen gigantisch (en vice versa), kun je het als leidinggevende nooit helemaal goed doen.
Altijd dezelfde koppen
Regelmatig klonk er kritiek dat we vaak dezelfde mensen uitnodigden. Gasten als Robbert Dijkgraaf en Felix Rottenberg werden zelfs door hun omgeving op hun frequente bezoek aangesproken, ze zouden elke week aan tafel zitten. Dat was niet zo, echter door de impact van het programma leek dat soms wel het geval, ook al zaten er ettelijke weken tussen twee optredens.
Zoals eerder gezegd was er een goede reden waarom ze regelmatig aan tafel zaten: deze gezichtsbepalers waren dun gezaaid, konden improviseren, hadden kennis van zaken en durfden zich uit te spreken. Ze konden in korte tijd een punt maken. Dat is zeldzamer dan je denkt.
Net als columnisten en vaste medewerkers bij een krant werden tafeldames en -heren en vaste gasten betaald voor hun bijdragen. Heel normaal dus, want hun medewerking en kennis vertegenwoordigde een bepaalde waarde. Daarnaast probeerden we door de vergoeding exclusiviteit af te dwingen om te voorkomen dat ze overal opdoken. De standaard vergoeding voor een tafeldame of - heer was zevenhonderdvijftig euro per optreden. Omdat er in 2015 ophef ontstond over de vergoedingen — zelfs premier Mark Rutte bemoeide zich er mee — bracht NPO-directeur Frans Klein het bedrag terug naar vijfhonderd euro. Er waren uitzonderingen. Hugo Borst, Marc-Marie Huijbregts en Peter R. de Vries voerden stevige onderhandelingen en wisten hoe graag wij ze aan het programma wilden binden. Zij eisten en kregen meer. In een poging om Peter R. de Vries exclusief aan DWDD te binden, boden we hem een strippenkaart aan. We garandeerden tien optredens in een seizoen voor een bepaald bedrag. Al snel bleek dat niet te werken. Hij kon overal aanschuiven en daardoor ontstond er steeds weer een discussie. Hij was een van de beste gasten, hij maakte vaak nieuws, maar was ook de meest ingewikkelde en taaie om mee te onderhandelen. Ook vaste gasten die we een opdracht gaven, bijvoorbeeld om ‘s avonds verslag te doen van Prinsjesdag, een koninklijk huwelijk, of een serie voor ons te becommentariëren, kregen betaald. Als ze voor een eigen productie kwamen, zoals een boek, een film of een theaterstuk, ontvingen ze natuurlijk geen vergoeding.
Jan Mulder
Onze ‘vaste gezichten’ vervulden diverse rollen binnen DWDD: sommigen schoven aan als tafeldame of -heer en gaven kleur aan de gesprekken. Anderen namen plaats in ons 'parlement' om het nieuws van commentaar te voorzien, een aantal had zijn eigen terugkerende rubriek. En dan waren er nog de trouwe reserves die we konden bellen wanneer we op het laatste moment een gat in de uitzending moesten vullen. Jan Mulder, die ik nog kende uit mijn tijd bij CaféCox, was zo iemand. Al lijkt het alsof hij er altijd al was, hij verscheen pas in 2008 met regelmaat in DWDD, en niet eens meteen als tafelheer. Zijn eerste bezoek bracht hij begin 2006, samen met Frits Barend en Henk van Dorp kwam hij praten over het laatste seizoen van hun roemruchte talkshow, waarin hij jarenlang sidekick was geweest. Het idee voor de rubriek ‘De ergernissen van Jan Mulder’ ontstond eind 2007 toen ik een onderonsje had met Bert van der Veer. Hij was regisseur bij Pauw & Witteman en vaste bezoeker van de bar in onze studio. Ik sprak met hem over mijn aankomende uitzending, de laatste van het jaar, en vroeg of hij nog een idee had. Hij suggereerde: "Waarom vraag je Jan niet? Hij kan zich altijd zo lekker ergeren." Mulder reageerde enthousiast toen ik hem belde en naar zijn grootste ergernissen vroeg - hij brandde meteen los.
We selecteerden samen met Mulder vijf ergernissen, meer paste niet in één gesprek. Elke ergernis kreeg een nummer, aftellend van vijf naar één -de grootste. Zijn ergernissen waren een succes. Hij introduceerde ze met de woorden "Een érgernis is een gróte vreugde. Het is de éerste levensbehoefte van de mens. Het is wáter." En tegen Matthijs: "En jij bent de kraan."
Na zijn debuut vroegen we of hij eind januari weer met vijf ergernissen wilde komen. Zo ontstond een maandelijkse rubriek die jaren mee zou gaan. Hij kreeg een vaste redacteur met wie hij de hele maand contact had en de ergernissen en bijbehorend beeld selecteerde. In het vierde seizoen werd hij eindelijk tafelheer. Eerst op wisselende dagen, later vast op de maandag zodat we met hem de sport van het afgelopen weekend konden doornemen.
Mulder vond het altijd leuk om te komen en sprong meteen in zijn Jaguar als we hem belden, een ritje van meer dan twee uur vanuit zijn woonplaats Nieuwolda in Oost-Groningen. Eigenlijk was het onverantwoord om hem na vier uur 's middags te bellen want hij deed er alles aan om op tijd in de studio te zijn. Als de Ketelbrug bij Emmeloord dicht zat – de brug werd geteisterd door storingen – werd de missie onmogelijk; een andere route duurde minstens tweeënhalf uur. Maar het liefst kwam hij vroeg, hij vond het leuk op de redactie, nam de tijd om met ons bij te praten en de montages van zijn filmpjes te bekijken. Zijn entree was altijd indrukwekkend. Als een grote zwarte vogel, met wapperende jaspanden, vloog hij de redactie op en landde in de kamer van Matthijs en mij. Hij bracht een geur van tabak en aftershave mee, wat me deed denken aan het huis van tante Alie in Boksum: Jan rook naar het Noorden.
Robbert Dijkgraaf
Naast bekende gezichten zochten we constant naar nieuw talent. Als we eenmaal iemand hadden ontdekt, probeerden we diegene aan DWDD te binden. Diederik Jekel en Alexander Klöpping begonnen bij ons als relatief onbekende experts en groeiden uit tot vertrouwde gezichten. Ze konden ingewikkelde zaken helder uitleggen en pasten bij de losse sfeer van DWDD.
Wetenschap boeide me mateloos; ik was ervan overtuigd dat er achter de deuren van universiteiten een schat aan onderwerpen en geschikte sprekers te vinden moest zijn. Vol enthousiasme legde ik contact met alle Nederlandse universiteiten, maar de academische wereld bleek lastiger te ontsluiten dan gedacht. Ik had een koevoet nodig om toegang te krijgen, en die vond ik in Robbert Dijkgraaf. Hij was president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en zijn optreden in het VPRO programma Zomergasten in 2005 wekte bij iedereen grote indruk. Als iemand begreep hoe je wetenschap naar televisie moest vertalen, was hij het. Hij hielp mij bij het opsporen van goede onderwerpen en geschikte sprekers, maar bleek zelf de allerbeste te zijn.
DWDD was hem op het lijf geschreven; hij hield van de ‘snelkookpan’ zoals hij het noemde. In korte tijd iets helder voor het voetlicht brengen voor een breed publiek, hoe ingewikkeld ook, vond hij geweldig. Van tijdsdruk had hij geen last, daar genoot hij juist van.
Dijkgraaf was de ideale gast voor DWDD: we konden hem nog tot vlak voor de uitzending bellen. Hij werkte in het centrum van Amsterdam op slechts tien minuten fietsen van onze studio. Een keer belde ik hem pas om halfzes, de repetitie was al begonnen: we zaten nog zonder onderwerp en zonder gast. Een redacteur had op internet een klein nieuwsberichtje over de ruimte gevonden. Dijkgraaf begreep onze stress en sprong meteen op zijn fiets. Terwijl Matthijs al klaarstond in de studio, werkten Dijkgraaf en ik haastig aan de aankondiging en de vragen voor het draaiboek. We moesten beiden lachen om deze ongewone situatie: een gast die zijn eigen interview voorbereidt en in het draaiboek zet. Verrassend genoeg werkte dit perfect. Dat hij later zijn eigen programma bij DWDD kreeg, DWDD University, konden we toen nog niet bevroeden.
Hier is... Adriaan van Dis
Nog zo'n gast op wie we altijd konden rekenen was Adriaan van Dis. Ik kende hem van vroeger, thuis keken we naar het VPRO-programma ‘Hier is... Adriaan van Dis’. Al begreep ik lang niet alles wat hij met zijn gasten besprak, toch vond ik het een spannend programma. Ik keek niet snel tegen iemand op, maar toen ik Van Dis belde om hem uit te nodigen, was ik zenuwachtig. Tot mijn verrassing kreeg ik een erg vriendelijke man aan de lijn. Natuurlijk kwam hij naar DWDD, zei hij meteen, hij vond het een leuk programma, hij keek graag. Juichend hing ik op.

Bij de ontvangst van Van Dis in de studio voelde ik me een bakvis. Matthijs had het ook te pakken, hij sprak Van Dis de eerste drie keer dat hij te gast was met 'u' aan, iets wat hij normaal gesproken niet snel deed. De gesprekken waren een succes en Van Dis voelde zich bij ons thuis. Op een avond, na weer een geslaagde uitzending, vatte ik moed: zou hij misschien een keer tafelheer willen zijn? Waarom zou zo'n televisielegende op de kruk naast Matthijs willen zitten? Maar hij keek me verrast aan en zei dat hij vereerd zou zijn. Bij zijn debuut als tafelheer werd hij glunderend door Matthijs aangekondigd: "Voor het eerst, we zijn vijf en half seizoen bezig, is mijn tafelheer, ik zeg het met het grootste plezier maar ook met grote trots, Adriaan van Dis!" Later brachten we zijn legendarische programma 'Hier is… Adriaan van Dis' in onze nostalgische reeks DWDD Heimwee jaarlijks terug op televisie – een eerbetoon aan de man die mij als kind al betoverde.
Hugo Borst
Met Hugo Borst kon ik het goed vinden, hij was namelijk dwars. Het eerste seizoen nodigden we hem uit om tafelheer te worden, maar hij sloeg dat af omdat hij het bedrag te laag vond dat we hem boden. Hij wilde duizend euro, anders kwam hij niet. Hij liet een klus waar een ander een moord voor zou doen aan zich voorbijgaan, en daar had ik bewondering voor. Het tweede seizoen zwichtten we alsnog en zat hij regelmatig bij ons aan tafel.
Hugo had bravoure, was onvoorspelbaar en onaangepast, soms zelfs onaangenaam. Met hem was het nooit saai. Hij kon fel uit de hoek komen, zette het gesprek op scherp of liet non-verbaal merken als hij het met iemand oneens was. Soms ging hij daarin te ver. Tijdens een gesprek met toenmalig minister van Verkeer en Waterstaat Karla Peijs hing hij ongeïnteresseerd over de tafel. Dat leidde eerder af dan dat het iets toevoegde. Na afloop zei ik daar iets van en dat vond hij prima. Zo direct als hij zelf was, zo direct kon je hem aanspreken. Lang niet iedereen durfde dat. Sommige mensen waren een beetje bang voor Hugo, en geleidelijk werd ik zijn contactpersoon.
Borsts finest hour kwam tijdens een uitzending over een omstreden voedingsfilosofie. We hadden een documentaire gezien over een moeder die haar kind uitsluitend rauw voedsel gaf. Aan tafel zat een bleek jongetje, Tom, naast zijn moeder met ingevallen wangen. Het schrijnende verhaal ontvouwde zich: Tom had in zijn jonge leven nog nooit warm eten geproefd. Een zoete mango was voor hem een traktatie. Als hij geluk had, zette zijn moeder de blender op de hoogste stand, waardoor de wrijving het eten een beetje warm maakte – zijn enige ervaring met iets wat op verwarmd voedsel leek.
Hugo aarzelde geen moment. "Ik heb de documentaire vanmiddag gezien en ik ben me rot geschrokken," zei hij met nauwelijks verhulde verontwaardiging. "Dat u zelf uw lichaam wilt verwoesten vind ik prima, maar u draagt de verantwoordelijkheid voor een kind en ik vind het hoogst onverantwoordelijk wat u met uw kind doet. U moet dringend naar een psychiater."
Hugo zei wat veel kijkers thuis dachten maar niemand hardop durfde uit te spreken. De moeder bleef echter opmerkelijk kalm onder zijn frontale aanval. Toen Hugo opmerkte dat ze er voor ze de make-up in ging uitzag "alsof ze ernstig ziek was," pareerde ze gevat: "Datzelfde had ik van jou kunnen zeggen voordat jij in de make-up ging."
De uitzending leidde tot een storm van reacties, maar Hugo had precies gedaan waarvoor we hem aan tafel hadden: het gesprek op scherp zetten en de confrontatie aangaan waar anderen terugdeinsden.
Terugkijkend op ons tableau de la troupe ben ik nog steeds trots op de verzameling vaste gasten die we bij DWDD hadden opgebouwd. Jan Mulder met zijn gevatte ergernissen, Adriaan van Dis die verfijning bracht, Hugo Borst die geen blad voor de mond nam, Robbert Dijkgraaf die wetenschap toegankelijk maakte – ze vormden samen met vele anderen een kleurrijk gezelschap dat het programma een gezicht en karakter gaf. Ze durfden zich uit te spreken, konden improviseren en hadden een eigen geluid. Ondanks de hectiek van het dagelijkse televisieritme hadden we een herkenbare en vertrouwde familie gecreëerd die de kijker thuis informeerde en vermaakte.
Eén ding vind ik nog steeds jammer: het bedroevend lage aantal vrouwelijke gasten. Waar waren de vrouwelijke Borsten, Dijkgraafs en Van Dissen? Hadden we harder moeten zoeken? Mannen drongen zich makkelijker op de voorgrond en waren stelliger in hun meningen, ze pasten goed bij Matthijs, maar dat verklaart niet alles. Als redactie stonden we er dagelijks bij stil. Kijkend naar het bord viel ons altijd weer op dat er niet genoeg vrouwen op stonden. Wij zijn er niet in geslaagd om die verhouding goed te krijgen. Met plezier keek ik later naar Margriet van der Linden, die DWDD opvolgde en veel meer vrouwelijke experts en gasten aan tafel had – al trok ze ook minder kijkers dan wij. Dat laatste is een cynische observatie die me doet afvragen of het Nederlandse publiek nog steeds meer vertrouwen heeft in mannelijke dan in vrouwelijke autoriteiten. Maar die discussie verdient een eigen aflevering van deze Substack.
Disclaimer:
Je Mist Meer Dan Je Ziet bevat persoonlijke ervaringen en meningen van de auteur. Het is niet bedoeld als een feitelijke weergave van gebeurtenissen, maar als een persoonlijk verslag dat bijdraagt aan het maatschappelijk debat over werkcultuur in de media. Namen, details en omstandigheden kunnen zijn aangepast om de privacy van betrokkenen te beschermen. Uitgedrukte meningen zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijk de standpunten van anderen. Deze publicatie is geschreven in de geest van vrijheid van meningsuiting en het recht om persoonlijke ervaringen te delen.