Uit de comfortzone
Hoe DWDD door experimenteren groeide - en wat dat betekende voor het programma
In de eerste seizoenen hielden we ons strak aan het format. Het programma was opgebouwd uit drie gesprekken – 'tafels' zoals we ze noemden – met tussendoor rubrieken zoals 'De Jakhalzen' en 'De TV Draait Door'. Het nieuwsgesprek kwam eerst, gevolgd door verdieping en als laatste een uitsmijter. We sloten af met een Lucky, het satirische filmpje.
Naarmate we meer ervaring en succes kregen, ontstond er ruimte voor experiment. Vooral door ingrijpende gebeurtenissen werden we gedwongen om buiten onze comfortzone te treden – en dat leverde vaak memorabele televisie op.
Toen op 25 februari 2009 een vliegtuig van Turkish Airlines bij Schiphol crashte, hadden we geen idee hoe we dat moesten aanpakken. We zochten altijd naar een originele insteek, maar op een dag dat het nieuws bepaald werd door één grote gebeurtenis, en dan ook nog eens een vliegtuigcrash, bleek dat lastig. Wie is dan de beste gast? Hoe onderscheid je je? Het zoeken naar originaliteit, waar we zo goed in waren, verkrampte ons.

Opkomst Twitter
Voor het eerst speelde Twitter een belangrijke rol: een ooggetuige van de crash had tweets verstuurd. De opwinding hierover was groot, maar de twitteraar kregen we niet te pakken. Matthijs baalde ervan en wilde geen obligate gesprekken voeren met dertien in een dozijn deskundigen. Pas laat in de middag ging hij overstag met het redactievoorstel: twee mannen waren op de snelweg uit hun auto gestapt, het weiland in gelopen en hadden eerste hulp verleend. Tafeldame Yvon Jaspers zat voor het eerst op de kruk. Een van de gasten was trompettist in de band van saxofonist Candy Dulfer wat Matthijs houvast leek te geven: "Jan, je trompetje achterin op weg naar een concert? En toen zag je een vliegtuig neerstorten." Later: "Je bent net als wij gewoon een burger, je bent trompettist in een leuk bandje en opeens sta je daar met lichamen, bebloed, dood."

We waren bang geweest te veel op andere nieuwsprogramma's te lijken, maar dat bleek ongegrond: DWDD bleef ondanks de ingetogen sfeer overeind. Zo ontdekten we dat we het programma konden aanpassen aan dramatische gebeurtenissen. Een grens was verlegd; er waren meer mogelijkheden en dat gaf ons veel vrijheid.
Kabouter Wesley
Hoe vaker iets lukte, hoe meer we aandurfden. Een doorbraak was de uitzending in 2009 met Jonas Geirnaert, bedenker van Kabouter Wesley. Hij zou na de ‘TV Draait Door’ kort geïnterviewd worden. Bij nader inzien stelde de redacteur voor hem als hoofdgast aan het eind van het programma aan tafel te zetten – ondanks dat hij in Nederland nog onbekend was. Een gewaagde keuze - zo’n ‘upgrade’ hadden we nog niet eerder gedaan - maar het pakte heel goed uit.
Geirnaert omschreef zijn hoofdpersonage als "een zeer grofgebekte kabouter die idiote non-avonturen beleeft" in animaties die niet langer dan een halve minuut duurden. Ze waren dagelijks te zien in de Vlaamse editie van ‘Man bijt hond’. Op de vraag van Matthijs om te demonstreren hoe hij de animaties insprak, zei Geirnaert dat hij eerst zijn stem schor moest schreeuwen. Matthijs: "Dat is goed, ga je gang." Geirnaert begon vervolgens met uitgestreken gezicht keihard te brullen:
"IK MOET NU EVEN HEEL HARD BRULLEN. DE BEDOELING DAARVAN IS OM MIJN STEM KAPOT TE KRIJGEN, WANT ENKEL MET EEN KAPOTTE STEM, EN HELE RUWE STEMBANDEN KAN IK ONGEVEER HET GELUID MAKEN VAN KABOUTER WESLEY."
Deze onbekende Belg bleek een geweldige uitsmijter. Het publiek moest enorm lachen, en dus de kijker thuis waarschijnlijk ook. Alle hulde voor de redacteur die Matthijs en mij wist te overtuigen. En zo verviel weer een DWDD-wet: ook onbekende mensen konden het programma daverend afsluiten. Als kijker moest je gewoon blijven zitten tot het programma was afgelopen, want je wist nooit wat er nog kwam; en dat was precies de bedoeling.
Matthijs uit zijn comfortzone
In het vijfde seizoen, 2010, trad Matthijs zelf uit zijn comfortzone – met grote tegenzin, maar het leverde een episch fragment op. Aan tafel zat Timor, een danser die met Michael Jackson had samengewerkt. Na zijn demonstratie zei hij: "Ik heb ooit met Michael gedanst, nu wil ik kunnen zeggen dat ik met Matthias heb gedanst." Matthijs protesteerde: "Maar Matthias kan niet dansen. Nee, nee, dit gaan we absoluut niet doen!" Hij probeerde tafelheer Jan Mulder naar voren te schuiven maar Mulder riep: "Ik heb laatst al karaoke gezongen, jij danst vanavond!" Matthijs kon geen kant meer op. Met grote gêne schuifelde hij in zijn strakke broek achter Timor aan naar de plek voor de tafel waar wel vaker korte optredens plaatsvonden. Matthijs is een stijve hark, dat juist hem werd gevraagd om à la Michael Jackson soepel met zijn heupen te bewegen en naar zijn kruis te grijpen, was ontzettend grappig. Het publiek joelde en ondanks, of dankzij, het ongemak was het toptelevisie. Waarom doet hij dit niet vaker? dacht ik, hij geeft zichzelf meer ruimte als hij minder bang is. En het is best goed om hem kwetsbaar te zien, dat maakt hem menselijk.
Ook daarna deed hij bij hoge uitzondering aan iets mee in de studio, hij bleef het ongemakkelijk vinden. Alleen tijdens de repetitie zong hij wel eens ‘Fly me to the moon’ van Frank Sinatra of croonde hij als een zwoele zanger op z’n kruk. Ook had hij er enorme lol in om David Attenborough te imiteren die een natuurfilm insprak. De enkele keer dat Matthijs op televisie zijn schroom afgooide, was het meteen raak.
Bij Matthijs op schoot
Filosofie en DWDD was geen voor de hand liggende combinatie. Het vergde een andere concentratie dan we gewend waren. Met René Gude was het al aardig gelukt om meer aandacht aan filosofie te besteden. In 2015 was filosoof Marli Huijer te gast in de uitzending, ze volgde Gude op als Denker des Vaderlands.
Huijer, klein van stuk met twinkelende ogen, zette het programma op z'n kop met haar thema 'tussendenken'. Ze zei: "Tussen ons staat een tafel, ik zou niet bij jou op schoot kunnen kruipen."
Matthijs: "Zou u dat willen? Wilt u op mijn schoot zitten?"
"Het is wel verleidelijk", beaamde Huijer.
"Kom maar op!", zei Matthijs.
Ik wist niet wat ik zag. In al die jaren had Matthijs nog nooit iemand in de uitzending dichtbij zich laten komen, laat staan iemand uitgenodigd om bij hem op schoot te komen zitten.
Tussen hem en Huijer gebeurde iets waardoor ze beiden uit hun comfortzone stapten. Het was bevrijdend en leverde een lichtvoetig gesprek over filosofie op. Het was knap hoe Matthijs een sfeer creëerde waardoor Huijer met hem meeging.
DWDD was op zijn best als we experimenteerden. In de loop der jaren durfden we steeds meer, ook al stonden we af en toe met het zweet in onze handen in de studio. We waren soms verbaasd dat iets was gelukt. Hoe meer we experimenteerden, hoe meer vrijheid we creëerden; we zochten de grenzen op van wat mogelijk was op televisie. Dat leverde legendarische uitzendingen op.
De medaille had ook een keerzijde: er werd enorm veel van het team gevraagd. We waren onstuitbaar, Matthijs en ik voorop. Wanneer we een sterk idee hadden bedacht, wilden we het koste wat kost realiseren. Achteraf gezien was het soms beter geweest om onze vernieuwingsdrang te temperen en meer rekening te houden met de belasting voor redactie, regie en techniek. We hadden vaker moeten concluderen: uitstekend idee, maar we parkeren het voorlopig.
We cultiveerden een werkhouding waarin ‘nee’ nauwelijks voorkwam – niet voor ons, niet voor de redactie. Neem bijvoorbeeld de middag waarop Geert Wilders stelde: “De islamitische Mozart, de islamitische Gerard Reve, de islamitische Bill Gates; ze bestaan niet want zonder vrijheid is er geen creativiteit.” Ik opperde: laten we bewijzen dat ze wél bestaan. We besloten drie gasten uit te nodigen die islamitische voorbeelden konden aandragen.
Een sterk idee, maar niet om aan het eind van de middag nog te produceren. Matthijs nam echter geen genoegen met minder. Ondanks mijn bedenkingen moest de redactie in twee uur tijd een volledige tafel organiseren. Achteraf had ik dit idee beter de volgende ochtend kunnen opperen, zodat er voldoende tijd was voor gedegen voorbereiding, het zoeken naar geschikte sprekers en passend beeldmateriaal.
De lijn tussen grensverleggend en grensoverschrijdend was dunner dan we ons toen realiseerden. In onze gedrevenheid verlegden we niet alleen de grenzen van live televisie, maar soms ook die van onszelf en het team. Wat toen gold als ‘de standaard voor topkwaliteit’ en ‘volledige toewijding’ zou nu vragen oproepen. We waren bezig met iets unieks wat Nederland nog niet kende, en daar bestond geen handleiding voor. We schreven die handleiding zelf, met vallen en opstaan. Dat we daarbij soms buiten de lijntjes kleurden was onvermijdelijk, maar het is belangrijk om te erkennen dat onze drang naar perfectie en originaliteit ook schaduwkanten had.
Terugkijkend zie ik hoe die liefde voor het programma ons soms blind maakte voor de impact van ons werktempo en onze ambitie op mensen, en onszelf. Tegelijkertijd was die gedrevenheid onmisbaar voor wat we met DWDD bereikten. Deze spanning – tussen grenzen verleggen en grenzen bewaken – is misschien wel de kern van wat werken bij televisie zo complex maakt.
Disclaimer:
Je Mist Meer Dan Je Ziet bevat persoonlijke ervaringen en meningen van de auteur. Het is niet bedoeld als een feitelijke weergave van gebeurtenissen, maar als een persoonlijk verslag dat bijdraagt aan het maatschappelijk debat over werkcultuur in de media. Namen, details en omstandigheden kunnen zijn aangepast om de privacy van betrokkenen te beschermen. Uitgedrukte meningen zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijk de standpunten van anderen. Deze publicatie is geschreven in de geest van vrijheid van meningsuiting en het recht om persoonlijke ervaringen te delen.