De Wereld Draait Door begon in 2005 op Nederland 3 (NPO 3 vanaf 2014), een zender die niet liep. Vooral in de vooravond waren de kijkcijfers dramatisch. DWDD moest daar verandering in brengen maar dat het programma zo succesvol zou worden, had niemand verwacht. Matthijs vond dan ook al snel dat we naar Nederland 1 moesten verhuizen, weg van dat ‘kerkhof’ zoals hij de zender noemde.
In het vierde seizoen van DWDD, 2008-2009, werd ik eindredacteur. Tot mijn verbazing viel de nieuwe functie me mee. Waar ik maanden van stress en onzekerheid verwachtte, voelde ik juist opluchting. Ik vroeg me af waar dat door kwam. Was ik dan zo graag de baas? Nee, dat had me nooit geboeid. Na een tijdje werd het me duidelijk: eindelijk werd ik door niemand meer afgeremd.
Het eerste jaar aan het roer was spannend voor het hele team, en voor mij in het bijzonder. Kon het succes van DWDD onder mijn aanvoering worden voortgezet? Het programma leiden vergde stuurmanskunst en een gezamenlijke inspanning om koers te houden. Ik deed duizend dingen tegelijk op alle niveaus, ik stond aan het hoofd van de redactie maar zette me net zo hard in om gasten te ‘scoren’. Aan het eind van het seizoen was er opluchting en trots bij het hele team - het schip was niet alleen blijven drijven, maar had zelfs een heel goed jaar achter de rug met opmerkelijke uitzendingen en stijgende kijkcijfers.
De wijzigingen die we doorvoerden op de redactie wierpen hun vruchten af. Met extra budget werd de redactie uitgebreid: er kwam een gedreven muziekredacteur die bandjes boekte, waardoor DWDD zich ontwikkelde tot een belangrijk podium voor jonge aanstormende bands. Dit leidde tot de uitgave van cd’s en dvd’s onder de titel ‘De Wereld Draait’, met de beste optredens. We formeerden een apart nieuwsteam voor de gesprekken aan het begin van het programma, er kwam een vaste redacteur in Den Haag, en iemand speciaal voor wetenschap en klassieke muziek. Tot zover het goede nieuws.
Evalueren
Aan het eind van het seizoen was het tijd voor reflectie. De rol van eindredacteur bleek complex, met zowel mee- als tegenvallers. Het seizoen was succesvol, maar er viel genoeg te verbeteren. Mijn leiderschapsstijl en sommige beslissingen maakten me niet altijd even populair bij het team. Onze focus lag op het maken van de dagelijkse live-uitzending. Door het hoge tempo was er weinig ruimte voor uitgebreide reflectie. Er werd veel gelachen, maar in de dagelijkse hectiek was er simpelweg niet altijd ruimte om elke beslissing uitvoerig toe te lichten.
De ontwikkeling en het succes van het programma vereisten een redactie die kon meegroeien. Dit betekende dat we moeilijke keuzes moesten maken over de samenstelling van het team. Zo beëindigde ik aan het begin van het seizoen de samenwerking met een regisseur omdat hij het tempo van het programma niet meer aankon. Anders dan mijn voorganger met zijn 'botte bijl', wilde ik deze boodschap zorgvuldig en goed onderbouwd overbrengen, met begrip voor hoe pijnlijk dit voor hem zou zijn. Toch liep dit gesprek anders dan ik hoopte - hij was zo verontwaardigd dat hij linea recta naar de directie in Hilversum reed om verhaal te halen. Hoewel die mijn besluit steunde, schrok ik van zijn heftige reactie. Toch bleef bij het nemen van zulke beslissingen het belang van het programma voor mij altijd leidend.
Ondersteuning vanuit Hilversum was vrijwel afwezig, terwijl de verantwoordelijkheden zwaar wogen: de volledige organisatie, financiën, personeelszaken, en in het geval van DWDD ook de contacten met omroepdirectie en media. Inhoudelijk wist ik prima hoe een programma te maken, maar eindverantwoordelijke was ik nooit eerder geweest. In feite was ik gewoon van de redactie geplukt en zonder noemenswaardige voorbereiding op die stoel gezet.
Tijdens een evaluatiegesprek aan het einde van het seizoen met het Hoofd Amusement van de VARA zei ik dat ik de functie zwaar vond en het gevoel had er alleen voor te staan. Ik wilde graag meer overleg met haar. Door de dagelijkse druk was het lastig om dat zelf te regelen, daarom vroeg ik of zij daartoe het initiatief wilde nemen. Dat wij in Amsterdam zaten en niet bij de rest van de omroep op het Mediapark in Hilversum, maakte het contact extra ingewikkeld. Helaas veranderde er weinig aan de situatie; zij woonde om de hoek bij de studio maar desondanks zag ik haar amper.
De informele contacten met de VARA-directie en P&O boden geen structurele steun. De enige met wie ik regelmatig overlegde was Matthijs. Juist van hem, met zijn jarenlange ervaring als hoofdredacteur van Het Parool, had ik gehoopt iets over leidinggeven te leren. Zijn aandacht ging vrijwel uitsluitend naar de inhoud van het programma, zijn betrokkenheid bij het management beperkte zich tot een incidentele opmerking.
Coach
De rol van P&O was minimaal. Slechtnieuwsgesprekken, werving van medewerkers, sollicitatieprocedures - het kwam voor een groot deel op mijn bord terecht, zonder training of ondersteuning. Op mijn vraag of er een cursus was voor sollicitatiegesprekken kreeg ik simpelweg te horen: ‘Nee, die bestaan niet, doe het maar gewoon.’ Er waren geen formele beoordelingssystemen of handleidingen voor functioneringsgesprekken. Het evaluatiegesprek met het Hoofd Amusement was de enige formele beoordeling die ik ooit bij de omroep heb gehad.
De leiderschapsstijl van mijn voorganger vond ik vreselijk, en ik was vastbesloten het anders te doen. Omdat ik nog weinig ervaring had met het leidinggeven aan een grote groep vroeg ik bij de start van het seizoen om een coach. Hoewel P&O daar welwillend tegenover stond, merkte ik bij Matthijs direct verzet. Hij vond het niet nodig en beloofde dat hij mij wel zou bijstaan. Vermoedelijk voelde hij weinig voor een 'pottenkijker' op de redactie. Later beaamde hij dat in een speech die hij uitsprak bij mijn afscheid (december 2016):
“Eigenlijk had Ewart een casco achtergelaten, vond ik, als ik er nu aan terugdenk, een goed programma, maar eigenlijk was het een huis waarvan de kamers gewoon opnieuw konden worden ingericht, en jij begon meteen, ja een oerknal is ook wel het goede woord, er kwam een energie vrij. Je had de eerste week nog een coach, een man met een lamswollen trui, die zat bij ons in de kamer, weet je dat nog, omdat je zei tegen mij: “Dit moet lukken!” Ik zei: “Dieuwke, ik ga je helpen”. Jij zei: “Nee, er komt een coach mee.” Ik had nog nooit van die coach gehoord, er zat een hele brave borst die nooit iets gezegd heeft. Het geeft wel aan dat Dieuwke twijfelde aan ‘zou ik dit kunnen?’, en inderdaad, het lag misschien niet voor de hand, maar het was al heel snel duidelijk dat het een superkeus was, en dat het verder eigenlijk de jaren daarna voor een heel groot deel aan jou was, we gingen de kamers opnieuw inrichten.”
De coaching richtte zich uiteindelijk vooral op mijn omgang met Matthijs en het bewaken van grenzen. Toen ik tijdens een repetitie vastliep omdat Matthijs zich onmogelijk opstelde, sms-te ik de coach wanhopig om support. Hij stuurde me één krachtige boodschap die me weer bij zinnen bracht: 'Geef die man niet zoveel macht'. Een inzicht waarmee ik tot het einde bij DWDD zou blijven worstelen.
Mail aan Matthijs
Het viel mij tegen dat Matthijs zo weinig coöperatief was, het zette mijn handelen verder op scherp. Onze samenwerking was complex: naar buiten toe leken we een twee-eenheid, achter de schermen was de realiteit anders. Het bleek moeilijk om hem werkelijk te bereiken, kritiek geven was vrijwel onmogelijk, en overleggen over lastige zaken leidde nooit tot gezamenlijk standpunt naar buiten. Bij problemen stond ik er vaak alleen voor.
Daarom stuurde ik hem aan het eind van mijn eerste seizoen als eindredacteur, een uitgebreide mail. Door het op te schrijven kon ik er later gemakkelijker op terugkomen. In wezen was het een in evaluatievorm verpakte noodkreet.
Van: Dieuwke Wynia <Dieuwke.Wynia@vara.nl>
Onderwerp: evaluatie dwdd 4de seizoen
Datum: 24 mei 2009 14:41:48 CEST
Aan: [redacted]
Ha Matthijs,
Bij deze stuur ik je mijn evaluatie van het afgelopen seizoen. Het gaat vooral over de organisatie, redactie, verwachtingen, ambities en het programma in het algemeen. Ik bespreek hierin niet de line up tot in detail, dat wil ik in juni met de samenstellers en jou doen. Graag neem ik deze evaluatie a.s. dinsdag met je door. Gezien onze vermoeidheid lijkt het me niet verstandig om nu al oplossingen te vinden en beslissingen te nemen. Ik vind het wel prettig om bij een aantal hoogtepunten en knelpunten stil te staan en wat suggesties voor komend seizoen te bespreken. Dan kunnen we er in de vakantie rustig verder over nadenken en in augustus, als we fit en uitgerust zijn, conclusies trekken.
Ik stuur het document in een attachment mee maar plak het voor de zekerheid ook onderaan dit mailtje (is wel de layout naar de gallemiezen).
Tot morgen!
Dieuwke
In de mail (tien kantjes, 3800 woorden) besprak ik de hoogte- en dieptepunten van het programma, reflecteerde op de redactie, deelde mijn onzekerheden en uitte - heel voorzichtig - kritiek op zijn werkwijze. Ik stelde vast dat het programma na vier seizoenen nog voldoende levenskracht had: "we kunnen nog minstens één seizoen door". In die tijd dachten we niet verder dan één seizoen.
Ik was vooral bezorgd over de belasting van de redactie. Konden we met z’n allen voldoen aan Matthijs' verwachtingen? Hij eiste dat iedere uitzending spraakmakend was, met alleen de allerbeste gasten, de meest creatieve- en originele onderwerpen, bij voorkeur onderwerpen waar hij zijn tanden in kon zetten.
Matthijs had het idee dat de redactie tekortschoot en niet proactief genoeg was. Volgens hem werd er pas écht gewerkt als hij binnenkwam. Hij miste sparringpartners op de redactie en vond vrijwel iedereen 'te licht' - kritiek die hij regelmatig uitte en die me soms tot wanhoop dreef. In de mail beschreef ik hoe de redactie zijn onvrede aanvoelde, en hoe ze merkten dat hij met sommigen beter kon opschieten dan met anderen.
“Redacteuren voelen zich niet altijd gerespecteerd, worden onzeker en soms cynisch, en zijn daardoor minder productief. Dat is niet de bedoeling en ik probeer dat zoveel mogelijk te voorkomen maar dat lukt lang niet altijd. Ik zit regelmatig tussen twee ontevreden partijen.”
Verder schreef ik dat ik niet altijd goed wist hoe ik dat kon veranderen, in de hoop dat we hierin meer samen zouden optrekken:
“Ik zie het als mijn belangrijkste taak om ervoor te zorgen dat we een goed programma maken, dat sfeer goed is en dat jij er zin in hebt. Het frustreert me als je ontevreden bent. (…) Je bent duidelijk in wat niet goed gaat maar voor mij is het niet altijd duidelijk wat ik eraan kan doen.”
Het zwaarste was de dagelijkse stress, om gasten te vinden en de line-up te vullen. Knopen doorhakken deden we steeds later op de dag omdat Matthijs beslissingen tegenhield:
“Er is geen deadline waardoor er te veel energie en tijd in de dag zelf gaan zitten. Jij bent een schaker die tot het uiterste gaat, je blijft broeden op briljante zetten en presteert goed in tijdnood. Dat is voor de redactie vaak te zwaar. Ze gaan achter zichzelf aanlopen omdat ze niet vooruit kunnen werken waardoor dagen achter elkaar hetzelfde gebeurt: stress. Dat komt de kwaliteit van de onderwerpen en voorbereiding (incl. - bijzonder- beeldmateriaal en montages) niet ten goede.”
Matthijs had een broertje dood aan deadlines, hoe beter hij het programma onder de knie kreeg, hoe meer hij geneigd was de grenzen op te zoeken. Dat de redactie wel de gelegenheid moest krijgen hem daarin te ondersteunen, daar had hij geen boodschap aan. Van hem leerde ik de uitspraak dat een krant op een gegeven moment ‘zakt’, wat in het papieren tijdperk betekende: een onverbiddelijke deadline - het moment waarop alles naar de drukker moet. Als reactie daarop grapte ik wel eens: “Jij wil nog onderwerpen veranderen terwijl de bezorger de krant door de brievenbus duwt.”
Ik hoopte dat ik me het volgende seizoen meer met de inhoud bezig zou kunnen houden. Nu ging veel tijd zitten in personele zaken. En ik maakte me zorgen over mijn eigen werkdruk; ik werkte zestig uur per week. Eén seizoen had ik dat volgehouden, nog zo’n seizoen leek me niet gezond.
Aan het eind schreef ik dat ik me afvroeg of er een alles omvattende oplossing was in de hoop dat hij een iets realistischer houding zou aannemen:
“DWDD is een strak format en zal altijd spagaten opleveren, er zullen altijd offers gebracht moeten worden en verwachtingen bijgesteld moeten worden. Het zou kunnen dat jouw verwachtingen en ambities voor het komende seizoen niet geheel waargemaakt kunnen worden met de mensen die we kunnen vinden en waarvan een groot deel nieuw is (ook dat heeft zo zijn eigen dynamiek). Hoe gaan we dat oplossen zonder dat iedereen er ongelukkig en gespannen van wordt?”
Tot slot stelde ik hem de vraag: Wat kan ik verbeteren?
Op mijn mail kwam geen inhoudelijke reactie; Matthijs mailde vrijwel nooit terug. Ik had graag van hem gehoord hoe hij over mij dacht, waar hij kritiek op had en hoe ik het beter kon doen. Nooit hadden we een ontspannen gesprek over ons leiderschap en de pogingen die ik daartoe ondernam, liepen op niets uit. Zodra ik dat ter sprake bracht, ging de deur met een klap dicht. Het voelde als een gevaarlijk gebied dat ik beter niet kon betreden. Misschien had het ermee te maken dat als hij volledig open en eerlijk over mij was, ik dat ook over hem zou zijn, en dat wilde hij kennelijk niet.
Hierdoor bleef er tussen hem en mij altijd een afstand bestaan. En een ongelijkwaardigheid: ik steunde Matthijs door dik en dun, maar andersom was ik daar niet zeker van. Ik vond het moeilijk om me kwetsbaar op te stellen naar de redactie en open te praten over mijn manier van leidinggeven, omdat ik niet wist of Matthijs me zou steunen. Dit maakte me minder benaderbaar; ik dacht dat ik openstond voor kritiek, maar in de praktijk bleek dat anders.
Het is niet altijd makkelijk om kritisch naar jezelf te kijken. Vanuit Hilversum werd ik vooral aangemoedigd en geprezen. Hoofd Amusement schreef in de evaluatie: “[naam Hoofd] heeft grote bewondering hoe Dieuwke de functie uitvoert richting Matthijs, redactie en programma en hoe ze volledig gecommitteerd is aan DWDD.”
Ik nam mijn werk bloedserieus en verwachtte dezelfde toewijding van anderen. Ik was veeleisend en kwam waarschijnlijk ongenaakbaar over. Daardoor ontstond het beeld dat ik van beton was en alles aankon en kon oplossen. Zonder dat ik wilde, ging ik me daar steeds meer naar gedragen.
Het doet mij pijn te beseffen dat mijn mail uit 2009 achteraf gezien een blauwdruk was van wat al in 2011 in Privé en dertien jaar later, in 2022, in de Volkskrant beschreven zou worden. Het verhaal in de Volkskrant leidde tot een onderzoek door de commissie Van Rijn, waarvan het rapport in 2024 werd gepubliceerd. De zorgen, spanningen en patronen die ik destijds signaleerde en intern aankaartte, stonden zwart op wit. Toch werd er niets mee gedaan. Niemand greep in. Het meest wrange is dat zoveel ellende voorkomen had kunnen worden als er toen adequaat was gehandeld. Maar zoals zo vaak bij dit soort gedrag bleef het jarenlang onopgemerkt – of werd er weggekeken – totdat het te laat was.
Op de vraag waarom er zo lang niets mee werd gedaan, kom ik later terug.
Disclaimer:
"Je Mist Meer Dan Je Ziet" bevat persoonlijke ervaringen en meningen van de auteur. Het is niet bedoeld als een feitelijke weergave van gebeurtenissen, maar als een persoonlijk verslag dat bijdraagt aan het maatschappelijk debat over werkcultuur in de media. Namen, details en omstandigheden kunnen zijn aangepast om de privacy van betrokkenen te beschermen. Uitgedrukte meningen zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijk de standpunten van anderen. Deze publicatie is geschreven in de geest van vrijheid van meningsuiting en het recht om persoonlijke ervaringen te delen.