Vuurdoop in de media
De eindredacteur als woordvoerder: hoe ik onvoorbereid (en ongevraagd) het andere publieke gezicht van DWDD werd
Naarmate De Wereld Draait Door succesvoller werd, groeide de honger van de media naar nieuws over het programma; met de pers omgaan werd bijna een dagtaak. Je zou verwachten dat de communicatieafdeling van de VARA die stroom aan persvragen zou opvangen en beheren. In de praktijk werkte dat niet. Die zat in Hilversum, op grote afstand van onze redactie in Amsterdam, zonder direct zicht op de dagelijkse dynamiek van de studio. Daardoor hadden ze amper een idee van de turbulentie rond het programma en konden moeilijk inschatten waar de gevoeligheden lagen. Waar ze konden, ondersteunden ze ons maar het meeste en belangrijkste werk deden we zelf.
Zo kreeg ik er als beginnende eindredacteur onverwacht een taak bij: die van woordvoerder. Zonder enige ervaring of training werd ik het aanspreekpunt voor de pers. We beantwoordden bijna dagelijks telefoontjes van journalisten, schreven persberichten, organiseerden interviews en moesten continu afwegen welk nieuws we wel of niet naar buiten brachten. Een taak die niemand me had uitgelegd, maar die plotseling wel onderdeel werd van mijn functie. Normaal gesproken leer je met vallen en opstaan, maar vallen was geen optie — alles wat we deden lag onder een vergrootglas (en dat is nog steeds zo).
“Waarom geef jij een interview?”
Aan het begin van een seizoen was er altijd veel media-aandacht voor DWDD. “Gaan jullie iets nieuws doen? Zijn er nieuwe rubrieken?”
Eerder dat jaar was er een akkefietje geweest met Peter R. de Vries. Hij was in de uitzending boos geworden omdat tijdens een gesprek zijn boek nauwelijks aan bod was gekomen, terwijl zwart op wit stond dat het vooral daarover zou gaan – hij had het mailtje als bewijs in zijn binnenzak. Het was een rel geworden die steeds door de pers werd aangehaald, en we wilden niet dat dit vuurtje opnieuw werd opgestookt.
Als vers aangetreden eindredacteur werd ik gebeld door Maud Effting van de Volkskrant. Ik beantwoordde haar vragen beleefd terwijl Matthijs, die tegenover me zat, meeluisterde. Na het gesprek vroeg hij verbaasd: “Waarom geef jij een interview?” Ik schrok. Niet alleen van zijn toon, maar ook omdat ik me niet realiseerde dat dit een interview was. In het stuk dat Effting vervolgens ter inzage gaf, stond dat ik niets kon zeggen over het voorval met De Vries omdat ik destijds nog geen eindredacteur was.
Om dat ene zinnetje was Matthijs pissig op me. Ik sprak namens DWDD, vond hij, ook al ging het over de tijd van vóór mijn aantreden. Hij stond erop dat het fragment uit het stuk werd verwijderd. Met moeite wist ik Effting ervan te overtuigen het aan te passen. Sinds dat incident had ik het gevoel dat ik op eieren liep wanneer de pers belde; ik moest enorm op mijn woorden letten, niet alleen richting de buitenwereld maar ook tegenover Matthijs.
Veertien jaar later, in 2020, zou ik Effting weer spreken. Ze was een van de auteurs van het geruchtmakende artikel over de werkcultuur bij DWDD. Ze herinnerde zich ons eerste contact nog precies, maar had destijds geen idee dat ik zo onervaren was in de omgang met de pers. "Je was toch de eindredacteur?" zei ze, alsof die functietitel automatisch betekende dat ik wist hoe ik met journalisten moest dealen.
Ontwijken en vertragen
Na verloop van tijd raakte ik erin getraind. Ik nam nooit meer zomaar mijn telefoon op – dat doe ik nog steeds niet. Journalisten sloeg ik met naam en toenaam op in mijn contactenlijst. Als ik tóch iemand aan de lijn kreeg, wist ik meestal snel te schakelen: ontwijken, vertragen of een antwoord geven dat niet bruikbaar was.
Een keer belde Peter de Waard van de Volkskrant over wielrenner Michael Boogerd, die de avond ervoor te gast was geweest. Matthijs had hem niet gevraagd naar zijn scheiding. "Was dat bewust? Of hadden jullie het nieuws gemist?" vroeg De Waard. Ik hoorde hem tikken en vroeg: "Ben jij mij aan het interviewen?" Hij beaamde dat.
Dit was een slim trucje van journalisten: meteen beginnen met vragen stellen zonder uitleg waarvoor ze belden. Ik beëindigde het gesprek met de opmerking: "Ik begrijp oprecht niet waarom dit in de krant moet." De Waard zei dat hij het zelf eigenlijk ook niet begreep. Het verhaal belandde in de prullenbak. Het gaf wel aan hoe groot de gekte rond DWDD inmiddels was, en hoe opgewonden de Volkskrant kon zijn over alles rond het programma.
Brandjes blussen
De Jakhalzen waren vaste reporters bij DWDD die korte, vaak humoristische reportages maakten. Ze stonden bekend om hun brutale aanpak en het opzoeken van grenzen. Soms kukelden ze eroverheen, dan was het aan mij om het brandje te blussen. De pers dook erop, betrokkenen klopten aan, en de VARA-directie wilde binnen een uur een reactie. Ik probeerde mijn hoofd koel te houden en niet mee te gaan in de emotie.
Toen ik eindredacteur werd, was de groep Jakhalzen te groot geworden. Ze moesten knokken voor een plek in de uitzending, dus besloot ik met drie van hen verder te gaan: Isolde Hallensleben, Frank Evenblij en Erik Dijkstra. Dijkstra was een geboren Jakhals, de meest brutale en meest onverschrokken van het stel, maar maakte zich opvallend genoeg zorgen over zijn beoordeling. Een van de redenen hiervoor was een aanvaring eerder dat jaar met de toenmalige VARA-directeur Vera Keur. Tijdens een pittige discussie op de redactie beet ze hem toe: “Jij bepaalt niet wat grappig is, ik bepaal dat.” Een botsing waardoor hij uit het veld geslagen was; hij zag zijn gedroomde carrière bij de VARA in rook opgaan.

De relatie tussen de Jakhalzen en Vera Keur was sowieso niet optimaal, mede omdat ze hen een paar keer per ongeluk ‘De Lama’s’ noemde. Erik stortte zich in het beoordelingsgesprek alsof zijn leven ervan afhing. Op de vraag waarom hij zou moeten blijven antwoordde hij vurig: “Ik heb nog niet goed kunnen laten zien wat ik kan, ik wil nog minstens honderd mega goede jakhalzen maken.” Zijn rücksichtslosheit en enthousiasme herkende ik, ik stond hetzelfde in mijn werk. En zo begonnen we het vierde seizoen met drie Jakhalzen – Isolde, Frank en Erik – een dreamteam van persoonlijkheden die elkaar perfect aanvulden.
Mijn eerste grote uitdaging kwam in december 2008. Dijkstra was naar Duitsland afgereisd om de honderdvijfde verjaardag van operettezanger Johan Heesters te vieren.

Heesters stond nog steeds op de planken, dat jaar als Franz Joseph in de operette ‘Im weißen Rößl’ Hij was in Nederland geboren maar woonde sinds 1936 in Duitsland en was daar enorm populair. In ons land bleef hij altijd omstreden vanwege zijn optredens in nazi-Duitsland.
Erik nam 105 tulpen voor hem mee. Samen dronken ze een kopje koffie en rookten een sigaret. Hij stelde vragen die niemand meer durfde te stellen. Toen Heesters zei dat Hitler “een goede vent” was geweest – “Für mich war er nett” – greep zijn vrouw in: “Na Jopie, was redest du! Das war doch kein guter Kerl, der Hitler!” Het kwaad was al geschied; Erik keek schalks in de camera en nam nog een trekje. De beelden waren pijnlijk en ronduit explosief.
De vrouw van Heesters schakelde een advocaat in. Ze vond dat haar man misleid was – het zou gaan over zijn succes, niet over de oorlog. Maar de Jakhals ging door. Op 3 december zonden we hem ongecensureerd uit.
Live in De Leugen Regeert
Twee dagen later, op 5 december – de verjaardag van Heesters én pakjesavond bij mij thuis – escaleerde het. De VARA-directie vond dat er live op televisie gereageerd moest worden, in het (VARA) media-programma De Leugen Regeert. Ik werd aangewezen om het woord te voeren. Ik vond het nogal wat: ik had geen ervaring als gast in een televisieprogramma, laat staan in een live programma over zo'n heikel onderwerp als de Tweede Wereldoorlog.
Daarnaast zou ik met mijn gezin en familie, zoontjes en neefjes Sinterklaas vieren. Ik ondernam nog een poging om mijn reactie van tevoren op te nemen zodat ik 's avonds thuis kon zijn. Maar Frans Klein, toenmalig mediadirecteur van de VARA, stond erop dat ik naar de uitzending ging. Met een naar gevoel over het achterlaten van die vier jonge jochies reed ik naar de studio. Onderweg dacht ik: Is dit mijn toekomst? Gaat dit vaker gebeuren? Dit trok een behoorlijke wissel op mijn gezin.
Bij aankomst in de studio voelde het alsof ik een arena binnenstapte. Heel Nederland kon meekijken of ik zou struikelen. Met een strak gezicht van de spanning, in mijn bisschoppelijk paarse truitje, zat ik aan tafel. Ik moest Erik verdedigen, de geloofwaardigheid van DWDD beschermen, en Matthijs en de VARA geen schade berokkenen – en mezelf ook niet. Gelukkig was het gesprek met de Duitse advocaat van de familie Heesters vooraf opgenomen en hoefde ik niet live met hem in discussie. Felix Meurders interviewde me, en ik bleef overeind. Geen verrassingen, geen valstrikken. Later zei Jan Mulder, die destijds tafelheer was: “Goed gedaan hoor, maar je had wel wat meer mogen lachen.”
Niet reageren is de beste optie
In die jaren leerde ik dat niet reageren vaak de beste optie is. Ophef ging zelden over de inhoud, meestal over aandacht. Hoe succesvoller we werden, hoe harder er werd geschopt. Matthijs en ik overlegden bij elke rel hoe we het zouden aanpakken. Hij kende het spel van binnenuit – hij was vijftien jaar journalist bij een krant geweest – en wist hoe een enkel woord opgeblazen kon worden.
We lieten ons zelden verleiden tot een mondelinge reactie. In plaats daarvan formuleerden we korte, schriftelijke statements: feitelijk, beheerst, en verantwoordelijk. Nooit vielen we gasten of makers af. We beschermden de mensen met wie we werkten, zelfs als het ongemakkelijk werd.
Zoals bij die ene LuckyTV, toen we een storm over ons heen kregen die we niet hadden zien aankomen. De Koninklijke familie was op staatsbezoek in Papoea-Nieuw-Guinea. In het filmpje zat Koningin Beatrix poedelnaakt tussen blote locals, en Willem-Alexander droeg alleen een peniskoker. Ik had het fragment niet vooraf gezien en was afgegaan op de omschrijving van Sander van de Pavert. Toen het live werd ingestart, voelde ik de zaal verstrakken. Peter Vandermeersch, toenmalig hoofdredacteur van NRC, keek me hoofdschuddend aan en zei: “Jullie hebben een groot probleem”.
Het filmpje sloeg in als een bom. Op de site van NRC stond zelfs een waarschuwing: “Let op, in de onderstaande beelden worden verschillende leden van het Koninklijk Huis op (mogelijk) schokkende wijze afgebeeld.” De telefoon stond roodgloeiend. Kranten wilden zo snel mogelijk een reactie. Ik schreef:
De filmpjes van Lucky TV zijn bedoeld om een reactie los te maken en blijkbaar zijn we daar dit keer in geslaagd (…) Maker Sander van de Pavert is hard door de bocht gegaan. De één zal zeggen dat hij eruit is gevlogen, de ander dat de bocht vrij scherp was, en er zal ook door veel mensen om gelachen zijn. Wij realiseren ons dat satire op het Koningshuis gevoelig ligt maar vonden het niet nodig om Sander te vragen een andere Lucky te maken.
Ik vond niet dat we braaf binnen de lijntjes moesten kleuren, DWDD mocht schuren. Maar hoe dichter je bij de grens komt, hoe groter de kans dat je eroverheen gaat. En dan moet je kunnen uitleggen waarom. Of er de gevolgen van dragen.
It’s good to be the queen
Een enkele keer besloten we om iets niet uit te zenden. Eén van die momenten kwam toen Jakhals Erik op een middag hyper en gehavend de redactie op stormde. Zijn gezicht zat vol schrammen, de adrenaline spoot uit zijn oren. Hij had tijdens het draaien duidelijk iets heftigs meegemaakt.
Erik was groot fan van schrijver Gerard Reve. Hij had vergeefs geprobeerd contact te leggen met Reve's laatste partner, Joop Schafthuizen — alias Matroos Vos, omdat die had geweigerd mee te werken aan het derde deel van Reve's biografie. Het was algemeen bekend dat Schafthuizen geen bezoekers wilde. Toch was Dijkstra het erf van diens huis in Machelen op gelopen en had naar binnen gegluurd.
Schafthuizen stormde woedend naar buiten en viel Erik aan. Uit zelfverdediging gaf Erik hem een hoek, waarna ze worstelend op de grond belandden. De beelden waren rauw en sensationeel. Met z'n allen, inclusief Matthijs, bekeken we het materiaal. Het was zonder meer heftig
Er ontstond discussie: uitzenden of niet? Technisch gezien was Erik aangevallen. Maar hij had de confrontatie uitgelokt. En hoe leg je de kijker uit waarom een jonge man een oudere man op z'n gezicht slaat, ook al is het een reactie? Ik voelde dat dit niet uit te leggen was.
Erik was woest, overtuigd van zijn gelijk en werd per seconde kwaaier. Ik probeerde rustig te blijven en hardop voor mezelf te formuleren waarom we het zouden uitzenden. Als ik dat kon, dan kon ik het ook aan de pers uitleggen die hier ongetwijfeld op zou duiken. Matthijs keek me aan, trok zijn wenkbrauwen op en zei: “It's good to be the queen”, draaide zich om en liep weg.
Dat werd een terugkerend patroon: lastige beslissingen liet Matthijs aan mij over. Als er iets misging, stond ik de pers te woord of hing aan de lijn met klagende hoofdredacteuren, -gasten of -managers.
Ik besloot de beelden niet uit te zenden. Erik vertrok mokkend naar de huisarts voor een tetanusprik — Schafthuizen had heel vuile nagels — en begon toen hij terugkwam aan een nieuw onderwerp. Eindelijk gekalmeerd, gaf hij toe dat ik gelijk had. Hij kon behoorlijk intimiderend en dwingend zijn, ik was blij dat ik desondanks voet bij stuk had gehouden.

Zo werd ik ongevraagd, onvoorbereid en ongemerkt het tweede publieke gezicht van DWDD. Al snel viel me op dat media graag over media schrijven, waardoor er bijna iets incestueus ontstaat - een oneindig spiegelpaleis van journalisten die over programmamakers schrijven die weer op journalisten reageren. Daar maakten we ons zelf ook schuldig aan, bijvoorbeeld door regelmatig aandacht te besteden aan nieuwe programma's.
Een goede mediamaker hoeft niet automatisch een goede woordvoerder te zijn; dat vergt andere vaardigheden die ik mezelf al doende moest aanleren. It's good to be the queen, maar het koningschap bleef aan Van Nieuwkerk, terwijl ik de lastige taak kreeg om het koninkrijk te verdedigen. Die ervaring heeft me geleerd hoe belangrijk het is om je eigen grenzen te kennen en te bewaken - een inzicht dat me had kunnen beschermen tegen wat later kwam. Maar het is ook de basis geworden van de kracht waarmee ik nu, eindelijk, mijn eigen verhaal kan vertellen.
Disclaimer:
"Je Mist Meer Dan Je Ziet" bevat persoonlijke ervaringen en meningen van de auteur. Het is niet bedoeld als een feitelijke weergave van gebeurtenissen, maar als een persoonlijk verslag dat bijdraagt aan het maatschappelijk debat over werkcultuur in de media. Namen, details en omstandigheden kunnen zijn aangepast om de privacy van betrokkenen te beschermen. Uitgedrukte meningen zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijk de standpunten van anderen. Deze publicatie is geschreven in de geest van vrijheid van meningsuiting en het recht om persoonlijke ervaringen te delen.